fbpx

borstimplantaat.eu

Het borstimplantaat kiezen voor jouw lichaam

Borstimplantaat kiezen: niet over één nacht ijs

Er mag niet licht gegaan worden over de plaatsing van een borstimplantaat, omdat er heel wat komt bij kijken. Of het nu gaat om esthetische dan wel reconstructieve borstchirurgie. Bovendien zijn er binnen die twee pijlers heel wat uiteenlopende indicaties. Daardoor is het een must dat de patiënt de juiste plastische chirurg kiest én omgekeerd. De patiënt heeft vaak een heel specifiek verwachtingspatroon, dat niet altijd even realistisch is, omdat de afmetingen van de gewenste prothese bijvoorbeeld niet overeenkomen met de grootte van de borst of het lichaam zelf. Het is cruciaal dat de patiënt op het einde van de rit tevreden is op lange termijn. De verwachtingen van patiënt en chirurg moeten met andere woorden op dezelfde lijn liggen.

Borstimplantaat of niet: overwegingen

Een reconstructieve borstchirurgie vindt vaak plaats als gevolg van een borstamputatie. Daar moet met de patiënt in de eerste plaats besproken worden of men kiest voor eigen weefsel of een implantaat. Beide opties hebben hun pro’s en contra’s.

In het geval van esthetische borstchirurgie en -augmentatie moet men eveneens de alternatieven bespreken. In plaats van een implantaat kan men bijvoorbeeld kiezen voor vetinjecties, hoewel de volumewinst in dat geval beperkt kan zijn. Nieuwere technieken, zoals de Lipografter, laten een betere overlevingskans van het vet zien. Hierbij hoeft men minder lipofilling sessies uitvoeren.

Esthetische borstchirurgie is echter meer dan borstvergroting. Men kan het ook inzetten voor bepaalde correcties. Bijvoorbeeld een lift na een zwangerschap in combinatie met een implantaat, of betere symmetrie nadat één borst werd geopereerd. En dan zijn er ook nog de transgenderoperaties, waar men eveneens vaak kiest voor borstimplantaten.

Verschillende borstimplantaten

Alsof dat nog niet complex genoeg is, bestaan er ook nog eens verschillende types borstimplantaten. Daarbij spelen drie factoren een rol: inhoud, vorm en textuur.

Qua inhoud kan men kiezen tussen implantaten met een zoutoplossing dan wel en siliconen – waarbij die laatste materie bij de meest plastische chirurgen de voorkeur geniet, wegens meer vormvast en duurzamer op lange termijn.

Als het over vorm gaat, kan men kiezen tussen ronde en anatomische implantaten, waarbij uiteraard de afmetingen sterk uiteen kunnen lopen, afhankelijk van de afmetingen van de borst en de thoraxwand. Verschillende chirurgen werken daarom volgens het principe van tissue based planning, wat inhoudt dat de keuze voor het implantaat sterk afhangt van de hoeveelheid weefsel en afmetingen van de borst dat men tijdens het klinisch onderzoek analyseert.

Ten slotte is er ook de textuur die men moet overwegen. Daarbij is er de keuze tussen gladde en getextureerde protheses – die laatste kan men op microscopisch level nog eens opsplitsten in micro- en macrogetextureerd en polyurethaan. Bij polyurethaan protheses is het risico op kapselcontractuur overigens het kleinst op lange termijn. Maar net zoals bij inhoud en vorm hebben ook zowel glad als getextureerd hun voor- en nadelen en moet de keuze bijgevolg grondig besproken worden tussen chirurg en patiënt.

Plaatsing van het borstimplantaat

De plaatsing van het borstimplantaat is ook een belangrijke indicatie. Hier moeten de patiënt én chirurg twee belangrijke keuzes maken. Ten eerste in welk vlak het implantaat komt: voor of achter de borstspier – en dan is in het geval van dat laatste bijkomend de vraag of het net onder de klier, of tussen de spier en de overkoepelende bindweefsellaag (fascia) komt. Dat laatste is een vrij nieuwe techniek die snel populairder wordt omdat het voordelen van voor en achter de borstspier combineert, minus de nadelen: minder pijn en animatie dan bij plaatsing achter de spier, maar ook minder voelbaar dan voor de spier, dankzij dat extra laagje bindweefsel.

Een tweede keuze is via welke toegangsweg men het plaatst. De meest populaire is via een sneetje onder de borst, maar het kan ook via een snede rond de tepelhof of – in mindere mate toegepast – onder de oksel. Ook dit moet men met de patiënt bespreken. Uit het klinisch onderzoek en tissue based planning kan echter blijken dat één optie de meest werkbare is. Zo is een patiënt met veel klier doorgaans – maar niet altijd – beter af met een prothese voor de borstspier. En om het nog complexer te maken: er zijn ook ingrepen waarbij men de prothese gedeeltelijk voor en gedeeltelijk achter de borstspier plaatst. Maar ook dat bespreekt men tijdens de consultatie met de patiënt. Een 3D-simulatie kan daarbij heel nuttig zijn, omdat een beeld nog altijd meer zegt dan duizend woorden. Maar het zal uiteraard nooit de werkelijke situatie evenaren. Je weet bijvoorbeeld nooit hoe het borstimplantaat zal interageren met de omringende weefsels.

Conclusie: duidelijke communicatie van bij de start, een goed klinisch onderzoek en een realistisch verwachtingspatroon zijn cruciaal voor een succesvolle behandeling.

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website gaan we er vanuit dat je ermee instemt