‘Borstreconstructie’ klinkt misschien als een eenduidige plastische ingreep, maar niets is minder waar: er zijn namelijk verschillende manieren mogelijk om tot een geslaagde borstreconstructie te komen.
In de regel kan men die echter opdelen in twee groepen: borstreconstructies die met een prothese gebeuren, en borstreconstructies met lichaamseigen weefsel van de patiënt. Bij die eerste is een vervanging om de tien à vijftien jaar aan de orde dit is afhankelijk van de kwaliteit van de prothese. Een controle laten uitvoeren bij je plastisch chirurg is na deze periode wel zinvol. Dan bekijkt men of het implantaat nog helemaal intact is en of je nog tevreden bent met het resultaat. Door veranderingen van je lichaam (zwangerschappen, gewicht schommelingen) wil je mogelijk toch iets laten veranderen. Is het implantaat intact en ben je tevreden dan kan het implantaat in principe blijven zitten. Bij die tweede is het resultaat voor het leven. Soms voert men ook hier kleine cosmetische correcties uit bijvoorbeeld d.m.v. lipofilling.
Borstreconstructie met prothese
Bij deze ingreep brengt men een lichaamsvreemde prothese in één van beide of beide borsten aan. Daarin zijn verschillende opties. Zo kan men qua inhoud van de prothese kiezen voor een zoutoplossing dan wel siliconen. Daarbij geniet die laatste de voorkeur, wegens meer vormvast en duurzamer. Water gevulde protheses vertonen vaker rimpelvorming en kunnen soms “klotsen”. Ook lekkage komt vaker voor aangezien er een klepmechanisme in zit dat kan gaan lekken.
Daarnaast is er de keuze tussen ronde en anatomische implantaten. Ze zijn doorgaans afhankelijk van de afmetingen van de borst en de thoraxwand. Anatomische protheses geven doorgaans een natuurlijker resultaat, zeker bij het vergroten van kleine borsten of bij reconstructie.
Ten slotte bestaan er ook zowel gladde als getextureerde protheses en als derde groep de Microthane implantaten met een extra polyurethaan laagje. Deze laatste groep implantaten geven de minste complicaties zoals kapselvorming, kapselcontractie, draaien of verplaatsing van het implantaat. Gladde of Nano implantaten geven vaker kapselproblemen en kunnen vaak gemakkelijk uitzakken of naar de zijkant verplaatsen. Dit geeft uiteraard een ongewenst esthetisch effect. De uiteindelijke keuze qua inhoud, vorm en textuur wordt uiteraard op voorhand grondig doorgesproken tussen chirurg en patiënt.
Borstreconstructie met lichaamseigen weefsel
Zoals de benaming al enigszins aangeeft, wordt bij deze ingreep weefsel van de patiënt zelf – ook wel autoloog weefsel (eigen huidflap of eigen vet) genoemd – gebruikt om de reconstructie tot een goed einde te brengen. Deze zogenaamde lipofilling (eigen vet) heeft als grote voordeel dat er met natuurlijk materiaal wordt gewerkt. Daardoor zal de borst heel soepel en warm aanvoelen. Ook het risico op een ontsteking – zoals wanneer het lichaam de lichaamsvreemde prothese afstoot – bestaat hier niet.
Meerdere opties voor borstreconstructies met lichaamseigen weefsel
Ook in het geval van borstreconstructies met lichaamseigen weefsel zijn er verschillende mogelijkheden. Daarbij wordt altijd vertrokken van de zogenaamde ‘flap’, dat is het weefsel dat wordt gebruikt en dat zowel over een slagader (voor bloedaanvoer) als over een ader (voor afvoer) beschikt.
Zo kan er worden gebruikgemaakt van een vrije flap, waarbij weefsel wordt genomen op afstand van de borst (bijvoorbeeld de buik of de bil) en de bloedvaten vervolgens in de borst worden gekoppeld. Bij deze procedure is de DIEP-flap (huid- en vetweefsel van de onderbuik) de norm geworden. DIEP staat voor Deep Inferior Epigastric (artery) Perforator. Aangezien de bloedvaten chirurgisch worden gekoppeld, bestaat hier wel een zeker risico, dat bij gesteelde flap niet voorkomt.
Borstreconstructie met gesteelde flap
Bij gesteelde flap is die chirurgische koppeling namelijk niet nodig, omdat het weefsel verbonden blijft met zijn bloedvaten. Bijgevolg is dit ook een minder zware ingreep. Toch is er ook een nadeel. Het vetweefsel wordt immers voornamelijk van de rug gehaald, met een litteken op de rug als gevolg. Vaak is ook bijkomende vulling nodig.
Er bestaat ook zoiets als de TRAM-flap, die zich tussen navel en schaamstreek bevindt. Maar reconstructies met dat weefsel komen steeds minder voor omdat de buikspier er ernstig door verzwakt.
Besluit: welke ingreep of aanpak verkiezen?
Bij borstreconstructies zijn er dus heel wat mogelijkheden. De juiste keuze hangt niet alleen af van de wensen van de patiënt, maar ook van de fysionomie (sommige patiënten zijn te mager om met lichaamseigen weefsel te werken) en de afweging van de risico’s bij deze of gene reconstructie. Bedenk dat bijvoorbeeld een DIEP flap een zware operatie is en ook de nodige complicaties kent. Daarbij kan de flap bijvoorbeeld afsterven als de doorbloeding onvoldoende blijkt te zijn. Zoals gezegd wordt dit allemaal grondig besproken met de chirurg, die anno 2023 hoogstwaarschijnlijk ook over de 3D-technologie beschikt om de patiënt een uiterst realistisch en gedetailleerd beeld van het eindresultaat te tonen.